Historie van Schutterij St Remigius en andere Schutterijen te
Meerssen.
Meerssen kent een rijke historie die van groter geschiedkundige betekenis
dan menigeen denkt. Zo werd het Karolingische rijk door de drie zoons van Karel
verdeeld in Meerssen waarvan het verdrag van Meerssen getuige is. Een andere
belangrijke gebeurtenis is het verblijf van Koningin Gerberga. Na de dood van
haar man schonk deze koningin in 968 na Chr. De monniken van Reims het landgoed
Meerssen. Deze monniken moesten in ruil voor de schenking bidden voor haar
overleden man in de kapel. Door de komst van de monniken is een Proosdij
gesticht om de schenking van Gerberga te beheren en vermoedelijk een tijd erna
ook de stichting van een schutterij die dit zou moeten beschermen.
In die tijd formeerde de proost uit de burgerij een schutterij. Meerssen
kenner Joop Geysen meent dat omstreeks 1132 dit het geval is geweest daar dan de
laatste kapittelheer is vervangen door een monnik. Geschriften die kunnen
bewijzen dat dit ook o is zijn er echter niet. Een andere datum die van belang
kan zijn is 12 mei 1331. Op deze datum werd in een document door Hertog Jan III
van Brabant getekend document alle rechten van de Proosdij erkent. In die tijd
hoorde dat ook het recht van hebben van een schutterij. Maar ook hier geen
direct bewijs.
Het oudste geschrift en aldus bewijs van Bestaan van de schutterij(en)
stamt uit 1648. Inmiddels hebben de benedictijnen de Proosdij geruild met
Augustijnen tegen het landgoed Eaucourt. Dit omdat beiden dan hun landgoederen
dichter bij “huis” konden beheren. Het archief van de Augustijnen begint in 1648
met een brief van een schutterij. Hierin schrijven Mathias Janssen (capitan),
Andries Coninx (Luitenant) en Melchior Banners aan de proost dat van wegen de
ellendige tijd er niet op de vogel is geschoten maar dat de beide schutterijen
wel in de processie zullen optrekken. De ellendige tijd refereert aan de
tachtigjarige oorlog die dan net tot zijn einde komt.
Er zijn op dat moment dus twee schutterijen namelijk de oude, bestaande uit
gehuwde mannen, en de jonge, bestaande uit ongehuwde mannen. Van die
schutterijen de proost de hoogste officier. Dit blijkt althans uit een
ledenlijst van 1776 waar proost P.Crepin kolonel en overst-officier wordt
genoemd. Een monnik Leboulle is luitenant kolonel en Pastoor Somy is
kapiteinmajoor.
Het koningszilver is ook een stukje historie. De oudste vogel draagt helaas
geen jaartal maar wel de naam van de schenker: Jan Nelissen van Maaswerk.
Aangenomen wordt dat deze vogel ouder is dan de oudste koningsplaat uit 1669.
Deze vermeld koning Francois Haatte, monnik.
In 1813 verdwijnt plotseling het schutterswezen uit Meerssen. Het is niet
beschreven waarom maar volgens Dhr. Eisen had dit te maken met het franse
stempel dat tot die tijd op Meerssen lag. De Proosdij was immers gesticht door
de franse Monniken. Teksten die betrekking hadden op de schutterij waren in het
Frans opgesteld. Ook de proosten waren veelal Franstalig. In 1794 was een
laatste koningsvogelschieten met de proost en zijn monniken waarna zij vluchtten
voor de franse revolutionairen. Maar reeds in 1801 werd er weer voor de titel
geschoten, zonder de monniken. De Meerssense schutterij ontpopte zich tot een
Fransgezinde club. Feesten van Napoleon kregen traditioneel eerbetoon van de
schutterij. De nieuwe statuten van 1811 schrijven dergelijke napoleontische
gedenkdagen dwingend voor. In 1812 wordt Hennequin nog “Roy” (koning in het
Frans) maar kort daarna wordt napoleon verslagen in Rusland en is zijn einde
nabij. De blijdschap over het vertrek van de fransen uit zich in een totale
desinteresse voor de schutterij.
Eigen onderzoek.
In het archief van de gemeente Meerssen komen we diverse briefwisselingen
tegen van notaris Dumonlin en Quadvlieg, erfgenamen van Dhr. Ploum, het bestuur
van schutterij St. Remigius en Pastoor Deken Dirix. Hierin valt de volgende
situatie te destilren:
Jan Wouter Ploum heeft 20 augustis 1862 aan notaris Wilmar, residerende te
Meerssen, in bruikleen gegeven een aantal zilveren volgels en een aantal
zilveren schuttersplaten komende van de voormalige schutterijen van Meerssen. De
heer Ploum heeft kennelijk een bewijs van in bewaarneming ontvangen welke na
zijn dood niet meer werd gevonden. Het ging hierbij om 3 zilveren vogels, 47
zilveren platen, een vergulde plaat en twee zilveren kettingen.
Uit het schrijven blijkt duidelijk dat deze voorwerpen afkomstig zijn van
Schutterij St. Andries.
Voor de eerste St. Remigius (1889) is er dus een schutterij St. Andries
geweest. Of deze tussen 1813 en 1862 is opgericht is niet uit de tekst te halen
maar lijkt wel waarschijnlijk.
Gezien het feit dat het zilver al die tijd bij notaris Wilmar heeft gelegen
kunnen we aannemen dat er gedurende die periode geen schutterij heeft bestaan in
Meerssen, daar er geen aanspraak op werd gemaakt.
Notaris Wilmar raakt “in staat van kennelijk onvermogen” oftewel hij ging
failliet. De notarissen Dumoulin en Quadvlieg uit Maastricht zijn de curatoren
van zijn boedel. De in 1889 opgerichte schutterij St. Remigius probeert in 1894
het zilver uit die boedel te bemachtigen echter ze heeft voornoemd bewijs van in
bewaar neming niet (de erfgenamen van Dhr. Ploum dus overigens ook niet).
Er is in Meerssen een notaris Kleuters, tevens bestuurslid van St. Remigius,
die het lukt aanspraak te maken op de zilveren voorwerpen. Op 17 juni 1890
verklaren de erfgenamen van Dhr Ploum, de notarissen Dumoulin en Quadvlieg en
notaris Kleuters in een door hen allen ondertekende brief dat Dhr. Kleuters
namens de schutterij de voorwerpen in ontvangst heeft genomen en dat de
erfgenamen alsook de curatoren ontlasting hiervoor werd gegeven.
In 1894 verklaart het bestuur van St. Remigius dat het voorwerpen heeft
ontvangen van de notaris Quadvlieg, gewezen curator van de in kennelijk
onvermogen verklaarde notaris Wilmar.
Voorts verbind het bestuur zich de voorwerpen terug te zullen geven aan notaris Quadvlieg “zoodra eene andere vereniging, of wie ook,
recht mocht hebben om die voorwerpen terug te eischen”. Dit met
vergoeding van kosten, schade en interesten. Eigelijk een juridische afdekking
dus.
Schutterij St. Remigius is 10 oktober 1889 bij koninklijk besluit als
rechtspersoon erkend (door Koning Willem III). We weten dat Remigius
patroonheilige van Meerssen is dus waarschijnlijk dat het daarom is hiervoor
gekozen. De schutterij heeft waarschijnlijk niet lang bestaan want uit een
schrijven van pastoor deken Dirix in maart 1910 kunnen we afleiden dat deze de
koningsplaten en de vogels heeft ontvangen van de toenmalige burgemeester Dohmen.
We nemen aan dat de schutterij reeds hiervoor in ruste is gegaan daar de
burgervader de platen en de vogels reeds in zijn bezit. De burgervader vond
eigenlijk dat dit eigendom was van het kerkelijk gezag daar deze voorwerpen
voornamelijk ook hiervan afkomstig waren.