update 03.05.2010
HERVORMDE KERK TE MEERSSEN.
De hervormde kerk te Meerssen bestaat 150 jaar.
Daarvoor was er in Meerssen geen hervormde kerkgebouw. Toch was er hier wel
degelijk een hervormde gemeente.
In en om Meerssen woonden er in 1821, 98 hervormde.
Precies zoals nu vormden die protestanten binnen de roomse omgeving een
minderheid.
Meerssen was veel en veel kleiner dan nu. Maar in 't
jaar dat de hervormde 98 personen telden waren er toch altijd 1284 RK
kerkgangers. Dus een protestant op 13 katholieken. (Heden ligt die verhouding
nog slechter, en dichter bij een protestant op 60 a 70 andersdenkenden).
Die een op 13 dat is 8% werd in die oude tijd, heel
anders dan nu, gevormd door blijvende bevolking. Die hervormde Meerssenaren
waren hier geboren en gingen hier dood. Onderling spraken ze dan ook
plat-Limburgs. Alleen de predikant, die immers altijd uit Holland kwam, sprak
Hollands. Honderden jaren lang hoor je uit hun midden altijd dezelfde
familienamen. Croon, Van Slijpe, Vrijthof en Wilmar. Deze zijn nu
allemaal uitgestorven, of katholiek geworden.
Waar gingen die mensen toen naar de kerk? Want ze
hadden geen eigen kerkgebouw.
U zult het nauwelijks kunnen geloven maar dat volk ging
naar de kerk in de Grote Kerk. Dat was de kerk die door de katholieken van nu de
''Basiliek van St.Bartholomeus'' wordt genoemd.
Maar waar gingen dan de Roomse naar de kerk ? Houdt
U vast: de Roomse gingen in dat zelfde kerkgebouw, dus ook in de Grote kerk. Dat
was al zo sinds omstreeks 1668. De regering in Den Haag had dat voorgeschreven.
Het gemeenschappelijk gebruik van een en het zelfde kerkgebouw door katholieken
en hervormde noemt men simultaneum.
Dat Haagse voorschrift was eigenlijk niet zo
rechtvaardig, want het gebruik van de Meerssener kerk gold voor die paar
protestanten als een recht en voor de roomse als een gunst. En dat verschil werd voelbaar gemaakt.
Beide kerkgenootschappen gingen in dat gebouw op
zondagochtend ter kerk: eerst de hervormde en daarna de katholieken.
Tijdens de hervormde dienst mocht het altaar niet
zichtbaar zijn. Daar hing dan een gordijn voor. De banken waren, gek genoeg,
uitsluitend eigendom van de katholieken, maar de hervormde hadden daarop een
gebruiksrecht. Tijdens de hervormde dienst waren die banken dan ook naar de
preekstoel gedraaid. Maar tijdens de katholieken dienst moesten ze naar het
altaar worden gedraaid.
Gedurende de week bleven de hervormde de bijbels en
gezangboeken in het kerkgebouw. Maar de pastoor mocht de hostie en zijn
misgereedschap niet in de kerk laten dat moest hij iedere keer weer naar huis
meenemen.
Ja, er is zelfs eens een predikant geweest die, als 't
regende, zijn preek eindeloos rekte. Daar hoeven wij als hervormde warempel niet
trots op te zijn dat de katholieken met honderden buiten stonden te wachten, in
de regen, totdat die dominee eens was uitgepreekt.
Uit die situatie kwam niet veel goeds kunt U zich
voorstellen.
Er waren voortdurend onaangenaamheden tussen
katholieken en protestanten. In 1825 besloten de hervormde dan ook dat zij in
beginsel een eigen kerkgebouw zouden optrekken, wanneer ze daarvoor ooit het
geld zouden hebben. Maar ja, dat hadden ze niet.
Zo'n kerk zou wel 6000 gulden moeten kosten (het was
toen veel meer waard dan nu).
De burgerlijke gemeente bood een subsidie van F
800,- daarmee was de zaak niet opgelost, de plannen geraakten blijkbaar in het
slop en de onaangenaamheden met de katholieken bleven. De katholieken zagen natuurlijk best waaraan die
hervormde minderheid haar ijzersterke positie te danken had: uiteraard aan die
meergenoemde Haagse regering.
Nu zult U zich van de lagere school herinneren dat
onze Willem I in 1815 ook koning was geworden van het land dat nu België
heet. Men noemt dat 't Verenigd Koninkrijk.
Er was in het zuiden van dat Verenigd Koninkrijk
veel ontevredenheid en in 1830 kwamen de zuidelijke dan ook in opstand. Zo kozen
hun eigen koning "Leopold van Saxen-Coburg".
Die opstand begon in Brussel in de maand augustus
van 1830. In december van dat jaar had die opstand zich uitgebreid over alle
zuidelijke provincies. Ja, heel Limburg deed mee met Leopold en met de
Belgen.
Wij zouden er verkeerd aan doen om dat als
landverraad te beschouwen. Die mensen in deze streken waren geen Noord-Nederlanders, neen het waren Zuid-Nederlanders, ze voelden zich een
onderdeel van andere Vlaamstaligen en de Noord-Nederlanders beschouwden zij,
gevoelsmatig, als vreemdelingen.
Zo werd Leopold hier koning. Heel Limburg, van Eijsden tot de Mokerhei, vormde vanaf 1830 een onderdeel van de Belgische
staat. Pas in 1839 veranderde dat. Toen Limburg terug ging naar Willem I.
Van 1830 tot 1839 was Limburg, en dus ook Meerssen,
Belgisch en daardoor kwam er in die periode een einde aan dat Haagse gezag.
In december 1830 kwam er naar Meerssen een soort van
Belgisch bevrijdingslegertje (het Vrijcorps van generaal Mellinet).
Deze soldaten hebben de dag voor kerstmis aan het
gemeenschappelijk gebruik van het kerkgebouw een einde gemaakt.
Dat geschiedde vrij ruw. De predikant werd korte
tijd gevangen gezet en de hervormde bijbels, gezangboeken en een lessenaar
werden op een hoop gegooid, samen met het collectezakje van de diakonier en zo
in 't openbaar verbrand.
Er is nog een verhaal dat Mellinets soldaten bij de
hervormde werden ingekwartierd maar voor het overige heeft men de protestanten
met rust gelaten. Alleen dat simultaan, dat was voorgoed voorbij.
ca. hier waar nu de hervormde kerk staat, stond
toen de hervormde pastorie, en in die pastorie hebben de hervormde hun
kerkdiensten gehouden. Maar tezelfdertijd richtten zij een klaagschrift tot
hun koning (Leopold dus).
Daarin betoogden zij, terecht, dat aan hun vroeger
gebruik van de Grote kerk niets onwettigs was geweest - terecht, want de
vroegere wettige regering had dat omstreeks 1668 verordonneerd - en dat Leopold
toch niet kon toestaan dat zijn protestantse onderdanen door 's konings eigen
soldaten uit hun kerk werden gegooid.
Welnu, het Belgische Bestuur (d.w.z de koning) heeft
inderdaad in 1833 en '35 besloten geld te geven voor een nieuwe en dan
uitsluitend hervormde kerk. De staat betaalde zo'n 90% van de bouwkosten (9.375
francs uit een begrote bouwsom van 10.500 francs). De resterende 10% moest de kerk zelf opbrengen en
bovendien moet de kerk het bouwterrein leveren. Men heeft toen het kerkgebouw
opgetrokken in de tuin van de pastorie.
De dominee zei dat hij "om willen van de
protestantse eredienst" dat offer dan maar moest brengen, want er ging een stuk
van zijn moestuin af.
De kerk was klaar in 1837, nu 150 jaar geleden. Op
10 sept. van dat jaar werd de wijdingsdienst gehouden.
Hoe ging het verder met dit kerkgebouw, ja moet ik U
daarmee lastig vallen? Dat vormt, naar ik vrees, een verhaal van kommer en kwel.
Het bleek echt een rot-kerk te zijn.
Na een jaar scheurde de kerkmuur. Dat was in 1838.
In dat zelfde jaar scheurde de muur niet alleen maar viel volledig om. Dat is
die muur bij de trap die de afscheiding vormt met de openbare weg, welnu die
muur lag op een kwade dag op die openbare weg, des nachts was hij omgevallen. Er
volgde een proces tegen de aannemer, maar och, U weet hoe dat gaat. Nog in 1846
constateerde men "dat ten gevolge van gebrekkige constructie dit kerkgebouw
aanzienlijke herstelling vordert". Pas in 1851 werd de kerk ingrijpend
gerepareerd. Maar in 1852 was opnieuw groot herstel nodig. 't Is geen vrolijk
makend verhaal.
In 1838 brachten de lidmaten geld bijeen voor een
orgel, speciaal voor deze kerk gebouwd. Maar 't geleverd instrument bleek
slecht, werd bovendien nog onoordeelkundig bespeelt en was in 1877 de moeite van
repareren al niet meer waard, het werd toen door een harmonium vervangen. Van
dat oude orgeltje (uit 1838) resteert overigens nog altijd het orgelfrontje, dat
staat nu opnieuw achter dat daar in 1962 werd neergezet, in de plaats van dat
uit 1877 daterende harmonium. Maar ik adviseer U vergeet dat alles maar.
Misschien is het leuker om te onthouden dat koningin
Emma, de moeder van Wilhelmina in 1923 hier en in Valkenburg naar de kerk is
geweest.
Maar wilt toch vooral onthouden dat deze kerk door
de Belgen werd betaald als vergoeding van het verlies van het gemeenschappelijk
gebruik van de Grote Kerk.
Sedert 2009 is het kerkje gesloten voor de eredienst.
Begraafplaats.
In 1861 is de protestantse begraafplaats geopend. Begraven zijn o.a. J.M. van der Mey en zijn vrouw. J.M. van der Mey was een van de grondleggers van de De Amsterdamse School die in Geulle woonde. Ook het graf van de grondlegger van de Stichting Limburgs Landschap Ir. Van Sxhaïk.
Op 12.3.1965 is de begraafplaats formeel gesloten. Vele graven zijn ernstig in verval geraakt.
De begraafplaats in Meerssen wordt ieder jaar door een handjevol vrijwilligers onderhouden om de begraafplaats te behoeden voor verder verval.